Bokkenpruik op in Boerenbondsmuseum Gemert
In dit artikel:
Eeuwenlang voorzag de Nederlandse Landgeit arme huishoudens van melk, mest en af en toe vlees, maar na de Tweede Wereldoorlog dreigde het ras te verdwijnen. Dankzij hernieuwde rasbeschrijving met behulp van oude schilderijen en fokwerk van de Landelijke Fokkersclub Nederlandse Landgeiten (LFNL) zijn er nu enkele duizenden dieren in het stamboek. Op zondag stonden deze geiten centraal tijdens de Landgeitendag bij het Boerenbondsmuseum in Gemert.
LFNL-bestuursleden Mark Welten en Wilna Boink keurden op de Boerenbondsweide: dieren met te veel gebreken worden uitgesloten van de fokkerij om het ras correct te behouden. Vrijwilligers van het museum snuffelden rond met het oog op aanschaf van een paar goede dieren — idealiter een tweeling — om de Nederlandse Landgeit op de kinderboerderij te herintroduceren, ermee te fokken en voor de bokkenwagen te spannen en zo het traditionele museumbeeld te versterken.
De Landgeit onderscheidt zich van de witte Saanen door meestal horens, variërende kleuringen en een eigenzinnige melkopbrengst (de dieren houden hun melk vaak voor hun lammeren). Jonge bokken tonen het bekende “bokkenpruik”-verschijnsel: een bos haar voor de ogen tijdens de puberteit. Tegenwoordig worden landgeiten ook ingezet voor natuurbeheer en bij openluchtmusea en zorgboerderijen; de meerderheid staat echter nog steeds bij particulieren.